Wan Toe Frie

persoonlijke blog van Frieda Gijbels

Dat ik van buiten naar binnen keek door het raam van de kleuterklas. Dat ze mij vertelden dat ik daar binnenkort naartoe zou mogen. Dat is denk ik mijn vroegste herinnering. Ik weet niet meer wat ik daar toen bij dacht. Ik denk dat ik het wel spannend vond. Of fascinerend. Al kende ik dat woord toen allicht nog niet.

Typisch dat die vroegste herinnering samenhangt met school. Ik zou liegen als ik zei dat ik altijd graag naar school ben geweest. In – ik denk het derde – van de lagere school was ik altijd “ziek” en wilde ik liever naar huis. En ook aan de universiteit heb ik heel veel lessen gebrost. Omdat ik het onmogelijk vond om uren achter elkaar in die banken te zitten. Maar het is toch wel tekenend voor wie ik ben.

Het is altijd dubbel geweest. Van de ene kant de niet aflatende honger om altijd maar meer dingen te leren, nieuwe inzichten te verwerven, vakken te beheersen, vraagstukken op te lossen. Van de andere kant rebellerend tegen het keurslijf, het schoolse, het afgebakende, het controlerende, het autoritaire, het weinig creatieve.

Want ook dat is typisch ik. Af en toe uit de band springen. Niet doen wat er wordt verwacht. Met opzet. Omdat het leven niet altijd serieus moet zijn. Omdat ik vind dat veel mensen zichzelf veel te ernstig nemen en ik soms de aandrang heb om hen van de wijs te brengen. Omdat ik mezelf ook onmogelijk ernstig kan nemen.

In het middelbaar bracht ik bij het medisch schooltoezicht een potje appelsap binnen in plaats van urine. Goeie grap, dacht ik. En ik dacht ook echt dat die volwassenen een kind wel door zouden hebben. Niet dus. Doodongerust kwamen ze mij uit de wachtzaal halen en namen ze me mee voor een ernstig gesprek. Er was heel veel suiker in mijn urine gevonden. Waarop ik hartelijk begon te lachen en hen de grap uitlegde. Achteraf heb ik netjes geplast. Maar zij konden er niet mee lachen. Tant pis.

In de klas weigerde ik steevast om mijn vinger op te steken als ik het wist. Het volstond wel dat ik zelf wist dat ik het wist. Ik hoefde dat echt niet aan de hele klas te laten zien. Ik lette ook niet altijd op, maar als ik dan straf moest schrijven, dan vond ik dat schitterend. Zeker als ik een opdracht kreeg en ik tegen de dag nadien een opstel moest schrijven over de één of andere absurde woordcombinatie. Ik heb altijd graag geschreven. Ben altijd graag creatief geweest en maakte de gekste dingen. Heerlijk was dat, om hele dagen bezig te zijn met dingen te maken. Opperste concentratie was er dan. Weg van de wereld. Net zoals er opperste concentratie was als ik las als kind. Of als ik een examen maakte.

Dat ben ik precies wat kwijtgeraakt.

Mijn slordigheid is er echter nog steeds. Administratie is aan mij niet besteed. Ik vind het erg voor mijn boekhouder. Die ergert zich wellicht dood. Ik vergat ook telkens opnieuw mijn rapporten af te leveren op school, waardoor ik uiteindelijk afstudeerde zonder rapport. De klastitularis was het zo beu dat hij mij en mijn ouders opwachtte zonder enig document. Hij had geweigerd een nieuw rapport op te maken en dacht dat ik daarvan onder de indruk zou zijn. Niet dus. En mijn ouders moesten er hartelijk mee lachen. Ik heb het van geen vreemden.

Aan de universiteit vond ik het allemaal goed en wel als ik zelf mijn tempo kon bepalen. Ik zou zelf wel zorgen dat ik op tijd begon te blokken. Daar hoefde verder niemand zich mee te moeien. Al die exacte wetenschappen vond ik dan ook geweldig. Naar de les gaan (of niet) en dan gewoon zorgen dat je het doorgrondt en kunt reproduceren.

Zo leuk als ik dat vond, zo vreselijk vond ik de verplichte labo’s. ’s Morgens vroeg je moeten aanmelden. Je werkstukken op gezette tijdstippen moeten opvragen en inleveren. Wie verzon het in ’s hemelsnaam? Geef me gewoon een deadline en ik zorg dat het lukt.

Ik vraag me af wat voor een volwassen persoon ik ondertussen geworden ben.

Uiteindelijk ben ik nog net dezelfde als die ik vroeger was. Nog altijd vind ik het heerlijk om dossiers uit te spitten en ze te doorgronden. Nog altijd kan ik raar doen op onverwachte momenten.

Maar toch betrap ik me er steeds meer op dat ik aan creativiteit aan het inboeten ben. Het zal wel komen omdat er nogal wat ballen in de lucht te houden zijn. De dagelijkse poespas, de beslommeringen, de dingen die toch wel wat serieuzer zijn geworden. Je kan het je niet veroorloven om slordig te zijn met patiënten, natuurlijk. En je moet af en toe toch ook voor je kinderen zorgen.

Maar mijn organisatorisch vermogen is nog altijd niet wat het moet zijn. Dagelijks ben ik nog bang dat ik afspraken vergeet of deadlines mis. En als ik weer eens een afslag voorbij rij of naar de verkeerde bestemming onderweg ben, dan hoef ik dat niet te wijten aan de perimenopauze of aan andere aandoeningen. Want: dat is al jaren zo.

Het maakt dat ik me nog altijd niet volwassen voel. Hoewel twee van mijn bloedeigen kinderen ondertussen meerderjarig zijn en de derde bijna. Hoewel ik vandaag vijftig jaar word.

Kan dat wel? Ik moet nog zoveel leren. Misschien heb ik me vergist in de telling.

Maar die kans is toch eerder klein. Ik zag het net toen ik nog eens goed in de spiegel keek. En er zat een brief in de brievenbus met een uitnodiging voor een mammografie. Binnenkort zal ook de brief voor de stoelgangtest wel komen zeker? Eens denken wat ik daar in ga stoppen ;-).

Plaats een reactie