Wan Toe Frie

persoonlijke blog van Frieda Gijbels

Om het verhaal ten volle te begrijpen, moet je weten dat mijn moeder ooit een peesontsteking heeft overgehouden aan een rit naar de bergen. Aan de rit, inderdaad. We spreken over een jaar of 10 geleden. We gingen toen voor de eerste keer met zijn allen (ouders, zus, wederhelften en de kinderen die er al waren) skiën. Enfin, de kinderen en kleinkinderen zouden skiën, de grootouders zouden voor het eten zorgen en wandelingen maken. Nu is het zo dat mijn moeder het al Spaans benauwd krijgt van bij wijze van spreken een postkaart met bergen erop. De Ardennen zijn op het randje. Het is een soort van claustrofobie, denk ik. Ze is veel liever aan zee, waar ze ze zich niet ingesloten voelt. Iemand die haar wat beter kent, zou kunnen opmerken dat ze toch niet kan zwemmen, dus dat de zee toch ook niet zo geruststellend zou moeten zijn. Maar ja, dat zal de logica van fobieën wel zijn, die steevast gekenmerkt wordt door de irrationaliteit ervan.
Enfin, mijn moeder dus, 10 jaar geleden, met schrik de bergen in. Mijn vader achter het stuur (die net iets te lang in Brussel heeft gewerkt en nu nog af en toe kenmerken vertoont van – laten we zeggen – assertief rijden). Ze heeft toen blijkbaar zo hard in de handgrepen van de passagierszit zitten knijpen, dat ze wekenlang heeft gesukkeld met een ontstoken pees in haar onderarm. Meteen dus de laatste gezamenlijke wintersportvakantie, zo namen we met zijn allen aan.

De verbazing was dan ook groot, toen mijn ouders enkele maanden geleden voorstelden om opnieuw met het hele zootje (6 volwassenen, 5 kinderen) naar de bergen te gaan. Wij zouden skiën. Zij zouden voor het eten zorgen. We zouden 23 december vertrekken en een week blijven. Tevoren waren we nog nooit met Kerstmis gaan skiën, omdat kerstavond traditioneel onder ons elven werd gevierd, en, aangezien die eerste skivakantie zo traumatisch was geweest voor ons mama, hebben we kerstavond altijd gezellig thuis doorgebracht. Elke volwassene stond in voor één van de gangen, waardoor er meestal een bijzonder copieuze maaltijd volgde, onderbroken door het uitwisselen van cadeautjes.
Maar goed, als mijn ouders het voorstelden, moest ons mama wel over de schrik heen zijn.
Mijn vader zocht een geschikte chalet uit – niet te ver van de skipiste. Een blik op Google maps had ons moeten waarschuwen. Een paar kilometer in de Alpen is niet hetzelfde als een paar kilometer in Oudsbergen, hoewel de naam misschien anders kan doen vermoeden.

Maar goed, lang moesten we dus niet nadenken. Mijn ouders vertrokken al een dagje eerder en overnachtten één nacht in een hotelletje op enkele tientallen kilometers van onze chalet. Het plan was dat ze ’s ochtends al enkele inkopen zouden doen en dan naar de chalet zouden rijden, zodat ons avondeten klaar stond als de kinderen en kleinkinderen de 23ste zouden aankomen. Er was pas nog veel sneeuw gevallen, de pistes lagen er perfect bij. Bovendien werd een week lang zon voorspeld – op de donderdag na. Dan zou het nog een beetje gaan sneeuwen. Alles leek in kannen en kruiken voor een weekje ontspannen, fijn skiën, lekker eten. De 23ste rond de middag belde ik vanuit de auto om te horen of de chalet meeviel. Ik hoorde al aan de stem van mijn vader dat er iets scheelde. Hij zei iets van “wel oké, en jaja, en dat uw zus zich maar haast, dat ze niet in het donker moet arriveren”. Hij zei het ook nogal stil, volgens mij zodat mijn mama het niet zou horen.
Maar in minder dan 8 uur tijd waren we bijna ter plaatse. Het adres was wel wat vreemd. Gattererberg en dan een huisnummer. Geen straatnaam, zo leek het wel. Al gauw moesten we een smal straatje in, dat de voet van de Gattererberg en meteen de naam van de straat bleek te zijn. Het had pas nog gesneeuwd, maar kom, ver kon het niet zijn. Wat volgde, waren inderdaad maar een paar kilometer, maar wel de akeligste die ik ooit heb meegemaakt. Heel smalle wegen, haarspeldbochten, diepe afgronden en geen relingen waar je ze zou willen – gewoon omdat daar geen plek meer voor was. Waar ik het tevoren heel eng vond om langs zo’n ravijn met bomen te rijden, vind ik het vanaf toen vooral eng om langs een ravijn zónder bomen te rijden. Ik zag onze auto al zijdelings rollen en blijven rollen. Godweet wat onze buiteling zou afremmen. Er was blijkbaar wel gestrooid, maar toch slipten we hier en daar. Vanaf dan was het vooral bidden om geen tegenliggers tegen te komen.

Boven op de berg was het uitzicht – dat moet wel gezegd – prachtig.  De mist hing in het dal (in het Duits is dat dus Nebel, he, niet Mist). En al gauw begon het te schemeren. Ik spoorde mijn zus met een sms aan om maar niet te treuzelen en door te rijden. “Toch geen sneeuwkettingen nodig?” antwoordde ze. Ik: “nu nog niet, straks misschien wel”. Zij: “dan bellen we wel voor een lift”. Mijn frank was nog niet gevallen, maar achteraf bleek dat ze de bestelde sneeuwkettingen voor hun nieuwe auto maar hadden geannuleerd. Gezien al die zonnetjes op onze App. En zo hoog kon het toch niet zijn?
Maar goed, tegen de avond waren we met zijn allen in de chalet. Mijn moeder zwoer dat ze NOOIT meer die berg af zou gaan. Niemand durfde haar tegenspreken, en mijn vader al helemaal niet. Hij had die locatie uitgekozen. Ze zouden voor altijd op die berg moeten blijven, daarover waren we het eens. Maar gelukkig waren de boodschappen al beneden in het dorp gedaan en konden we met zijn allen genieten van een heerlijke, verse goulashsoep. Wij zouden ’s anderendaags (24/12) gaan skiën en daarvoor moesten we naar het dorp afdalen. Na het skiën zouden we de inkopen gaan doen voor het kerstavonddiner. Er stond fondue op het menu. Het vlees hadden mijn ouders al meegebracht. Wij moesten nog voor groenten zorgen en wat bijgerechten, een aperitiefje voor de kinderen en wat hapjes voor vooraf.

Ik ga nu niet elke afdaling en beklimming van de Gattererberg beschrijven, maar telkens werd het zweten en het tandenknarsen iets minder, zodat het naar het einde van de vakantie toe bijna te doen werd. Het hielp ook dat ik ’s avonds in bed had gegoogled “Unfall Gattererberg”. Het laatste dateerde al van januari 2017, dus bijna een jaar geleden. Iemand was de ravijn ingesukkeld door op die berg rechtsomkeert te willen maken. Maar hij leefde nog. Geruststellend, vond ik.
Wij dus skiën. De kleinsten in de skiles, de pubers met de volwassenen mee. En na het skiën (de sneeuw was super, het zonnetje scheen, wij hadden het getroffen) naar de winkel om de inkopen te doen voor kerstavond. Het zou een wat eenvoudiger menu worden dan anders, maar dat gaf niet, het is tenslotte het gezelschap dat telt. We hadden op onze heenweg al een paar supermarkten gezien en kozen er de eerste de beste uit. Geen goede keuze, zo bleek: dicht omwille van kerstavond en ’s anderendaags ook. Alleen de 26ste geopend van 16u-18u. Goed, dan naar de volgende winkel. Dicht. Mijn zus en schoonbroer besloten het dan maar in het naburige dorpje te proberen. Ook dicht. Er zat niets anders op dan met lege handen die verdomde berg op te rijden.

Het werd een diner met vooral vlees, ketchup, een krop sla en wat brood. En we vonden het allemaal bijzonder lekker en helemaal niet erg. Gelukkig hadden we nog champagne en wijn in de koffer gegooid, net voor we thuis vertrokken, dus dat zat wel goed. De kinderen kregen appelsap met water als aperitief. Maar wat zouden we ’s anderendaags dan doen? We waren bijna door onze voorraad brood en sla heen en met Kerstmis zouden we toch ook wel iets lekkers willen eten? En mama wilde die berg dus niet meer af, waardoor de optie om in een restaurant te gaan eten ook wegviel.
Het kwam erop neer dat we met kerstdag pizza’s zijn gaan halen. We hadden niet eens een bord nodig. Iedereen kreeg een hele doos voor zijn neus – het was tenslotte Kerstmis – en veel meer dan een glas en een mes werd er niet vuil gemaakt.

We hebben het dan maar wat zuinig aan gedaan en we waren het er roerend over eens dat meer mensen zouden moeten consuminderen. We haalden de avond van de 26ste op ons ene been. En kijk, mama overwon zelfs haar schrik en besloot om toch maar de berg af te dalen en inkopen te doen.
Het enige dat ons toen nog enige zorg baarde, was de voorspelde sneeuw op donderdag. Want nu we de hellingsgraad van de berg kenden, leken sneeuwkettingen geen overbodige luxe. De plaatselijke boer en eigenaar van de chalet hield de weg wel zuiver, maar er werden dikke pakken sneeuw voorspeld. Men verzekerde ons dat er nog nooit mensen van de buitenwereld afgesneden waren geweest op de Gattererberg, maar voor alles is er natuurlijk een eerste keer.
We kregen in de gaten dat er ook een “taxibus” reed naar het skistation en terug en dat die voor onze deur passeerde. Die werd dan maar voor de donderdag gereserveerd. Het was gezellig op die taxibus, een paar Nederlanders hielden ons gezelschap. Alleen de terugweg viel danig tegen. De bus deed blijkbaar een vaste route en reed eerst die hele berg omhoog, draaide dan terug en reed dan terug tot aan onze chalet. En toen bleek dat er nog véél engere wegen zijn dan de weg naar onze chalet. De ravijnen waren nog steiler, de relingen waren nog schaarser. Het kwam zelfs zo ver dat mijn zus nog banger  was dan ik. Iemand die geen schrik had, zou gezegd hebben dat de panorama’s wel fenomenaal waren, onderweg.

De eigenares van de chalet (en dus de boerin) vertelde ons dat er een restaurant lag aan de voet van de berg, en dat men ons kon komen halen en terugbrengen met een busje, zodat we ook een glas wijn konden drinken bij het eten. Dat leek ons een perfecte oplossing voor de laatste avond! We reserveerden een tafel in het restaurant en het bijhorende busje. Het busje was eigenlijk voor 10 personen, vertelde de boerin, maar we hadden drie kleine kinderen bij, dus dat ging wel lukken om ons 11-koppig gezelschap te vervoeren.
Het was me al opgevallen dat de chauffeurs van de taxibusjes mensen op leeftijd waren (was het onverantwoord om jonge mensen met zo’n busje de bergwegen op te sturen?), maar de man van het restaurant die ons kwam halen was de 80 wellicht al voorbij. Het was zo’n busje met een schuifdeur en ik vond het er niet groot uit zien, voor 10 personen. Ik stak mijn hoofd in het busje en begon de zitplaatsen te tellen. Eentje vooraan, twee op de tweede rij, drie op de laatste rij. Dat waren er dan… 6? “Aber, wir sind 11 Personen?” Volgens de man kon er best iemand op de tweede rij tussen de twee stoelen in gaan zweven, elke bil op één stoel (dat werd dan 7 personen). Eén kind kon op de schoot van een ander kind (8). Dan nog een kind op een andere schoot (9) en de schoonzonen, die moesten maar de koffer in (11, inderdaad!). Er bleken zelfs kussentjes in de koffer te liggen, dus wellicht was het niet zo uitzonderlijk dat er personen met hun hoofd tussen hun opgetrokken knieën van en naar het restaurant werden getransporteerd. Mijn vader begon onderweg hele slechte grappen te maken en was de hele tijd aan het giechelen. Achteraf bleek dat van pure stress geweest te zijn. Blijkbaar heeft hij als kind een ongeval meegemaakt met een bus vol familie. Ze gingen op bedevaart, zijn omgekanteld en hij kwam onder tante Jeanne terecht. Die niet van de magersten was. Er waren enkel lichtgewonden, maar toch. Tot zover de bedevaarten.

In het restaurant aangekomen, hadden we hoofdzakelijk keuze tussen verschillende soorten Schnitzels en werden we getrakteerd op een muzikaal optreden. We hadden de accordeons en de harp al zien staan. En wie klom er het podium op gaf zijn mooiste jodelliederen ten beste? Jawel, onze bejaarde chauffeur. We hielden hem de hele avond nauwlettend in het oog. Hij moest ons namelijk ook nog heelhuids die berg terug op rijden. En we waren bang dat hij in de Schnapps ging vliegen. Met enige ongerustheid zagen we hem bier bestellen. Gelukkig ein kleines.

Toen onze buikjes rond waren, en het jodelconcert ten einde, zochten we onze chauffeur op om ons terug naar “huis” te brengen. Plots bleek toen zijn kleinzoon als chauffeur dienst te doen. Een snotneus. Had die al een rijbewijs? Hij stond net nog op het podium, naast zijn opa, ook met een accordeon, maar in training en sportschoenen. Maar niemand had in de gaten gehouden of hij iets gedronken had.
Uiteindelijk is het allemaal goed afgelopen. We zijn ongedeerd de berg terug op geraakt, en er ’s anderendaags ook weer af. Het was een fijne vakantie. Ik vind het altijd leuk om te eindigen met een bepaalde clou, maar ik zou niet weten wat die in dit verhaal is. Misschien toch dit: de leukste avonturen beleef je naast de platgetreden paden en door het contact met de plaatselijke bevolking. En: het is het gezelschap dat telt, dus voortaan geen stress meer voor het kerstavonddiner!

 

2 gedachtes over “Het is het gezelschap dat telt

  1. Andre Thoelen schreef:

    Frieda, ik zou in de zomer gaan, veel leuker…

    1. friedagijbels schreef:

      Haha, maar wel minder avontuurlijk 😉

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: